STRUCTUREEL ONDERZOEK VAN HET SRANAN DOOR J. VOORHOEVE I De LINGUISTISCHE ANALYSE Naar aanleiding van mijn proefschrift 1) werden van Surinaam- se zijde principiéle bezwaren geopperd tegen de toepassing van de moderne structurele methode van analyse op talen als het Sranan. Men ging zelfs zover te beweren: ,,Onbedoeld wordt de slechts gedeeltelijke bruikbaarheid van de moderne structurele grammatica voor de beschrijving van Creolentalen gedemon- streerd†*). Het zou van weinig begrip voor de overtuiging der critici getuigen, wanneer ik op de ingeslagen weg voortging, zonder de bruikbaarheid van deze methode aan te tonen. Het is moeilijk na te gaan, op grond waarvan de critici deze opmerking plaatsten. Ik heb in mijn proefschrift de resultaten van een analysemetho- de nooit zonder meer tegen de methode laten getuigen. De foutieve resul- taten van HALL werden steeds herleid tot een verkeerde toepassing van de structurele methode of tot fouten in het geanalyseerde materiaal. Men heeft dus niet op grond van mijn critische notities de structurele methode kunnen verwerpen. Maar het zou kunnen zijn, dat fouten in de resultaten van mijn eigen voorlopige analyse tot dit oordeel voerde. Het lijkt mij echter verkeerd zonder meer een methode te beoordelen naar de resul- taten, en zeker waar de auteur deze presenteert als voorlopige resultaten. Het zou echter ook kunnen zijn, dat men de methode heeft verworpen om redenen, die geheel buiten het proefschrift om gaan. Ik kreeg dit ver- moeden na lezing van een uitvoeriger beoordeling van mijn werk door LicHTVELpD’). Hij ziet namelijk het Sranan als een taal met onduidelijk begrensde, in elkaar overlopende taalcategorieén. Ik weet niet waarop deze verrassende bewering (overigens vragenderwijze geuit) berust, maar wanneer hij gelijk heeft, zou inderdaad de structurele methode voor het 1) Voorstudies tot een beschrijving van het Sranan Tongo (Negerengels van Suriname). Amsterdam, 1953. 2) Vox Guyanae 1, 1954, p. 48. — Het betreft hier een korte, niet-onder- tekende bibliografische notitie. Ik mag deze dus beschouwen als een samenvatting van het oordeel van de redactie van Vox Guyanae. 3) W. I. Gids 35, 1954, p. 174-177. —